29 augustus 1895.
Het was een marktdag geweest, als alle andere. De meeste boeren, kooplieden en kramers waren al vertrokken. In de verte klonk nog het geschreeuw van een veedrijver, die wat koebeesten naar de nieuwe eigenaar bracht. De grote luidklok in de toren op de marktplaats had vijf uur geslagen. Het was donderdagmiddag 29 augustus 1895.
‘Brand, Brand!’ Die kreet deed de nog aanwezigen rond het kerkgebouw op de markt plots opschrikken. ‘Brand, Brand!’ Dat was de stem van loodgieter L. Spierings die aan de zuidkant van het kerkdak vlakbij het kleine torentje, wat reparaties aan het dak uitvoerde. Door onvoorzichtigheid met zijn vuurpot had het dak vlam gevat. Aangewakkerd door de zuidwester bries greep het vuur razend snel om zich heen. Toen Spierings merkte dat zijn bluspoging niets uithaalde, was hij luidkeels om hulp roepend en in paniek van het dak gevlucht.
Toen de Schager Brandweer onder commando van opperbrandmeester Kweldam met twee spuiten op de markt verscheen stond het dak van de kerk aan alle zijden reeds in lichterlaaie.De tien jaar oude spuiten functioneerden naar verwachting. De ene spuit was rood en de andere blauw. De spuitgasten hadden ook rood en blauw op hun kleding. Zo was het makkelijk om te herkennen wie bij welke spuit hoorde. Voor een brand van deze omvang, hoog aan het dak, was de capaciteit van de spuiten echter niet voldoende. Hoewel men met gevaar voor eigen leven het als een fakkel brandende dak te lijf ging. Er werd nog geprobeerd alleen de toren te redden. Tevergeefs. De snelheid waarmee het vuur om zich heen greep moet ontstellend zijn geweest. Brandweer uit omliggende dorpen werd gewaarschuwd. Spuiten verschenen vanuit Barsingerhorn, Haringhuizen en Sint Maarten. Maar ook toenwerd snel duidelijk dat de kerk noch de toren was te redden.
Het werd er niet beter op toen ook de 15.000 turven in het turfhok vlam vatten, wat met een enorme rookontwikkeling gepaard ging. Door de sterke wind ontstond een vonkenregen die neerkwam op de panden aan de noordoostkant van de markt. Er zat voor de vier korpsen niets anders op dan de percelen aan die kant onder controle te houden. Met vereende krachten probeerden zij met name de Rode Leeuw en de ernaast gelegen smederij voor ondergang te behoeden. Maar ook de panden aan beide kanten van de Nieuwstraat liepen groot gevaar. Op verschillende plaatsen ontstonden kleine brandjes. Gebrek aan bluswater, de vrees van iedere brandweerman, was er kennelijk niet. Met het water, vermoedelijk afkomstig uit sloten langs de Loet en aan het Noord (de Gracht was al gedempt) bleven zij elk begin van brand de baas. Hoe groot de vonkenregen en de hitte moet zijn geweest, bleek uit het in brand raken van een kleed op een kippenhok en kleren aan een drooglijn achter de huizen in de Nieuwstraat.
Ondanks het vuur in de spits liet de halfuurklok in de toren om half zes toch zijn geluid nog horen. een uur na het uitbreken van de brand, om zes uur, sloeg de grote klok nog slechts een keer… Dat was tevens de allerlaatste maal. Kort daarna stortte de grote torenklok door de spits, met donderend geraas omlaag.
Schagens Burgemeester Berman was op de fatale dag niet in de stad. Per telegraaf had men hem van het onheil op de hoogte gebracht. Toen hij aankwam met de laatste stoomtrein resteerde van de kerk en toren slechts een smeulende puinhoop. ’s Nachts om half een kon Kweldam zijn spuitgasten, na ruim zeven uren zwoegen laten inrukken.
Doordat de kerk was verbrand zou de drinkwatervoorziening in gevaar kunnen komen. Het grote kerkdak diende als opvang van regenwater, waardoor een groot reservoir onder de marktplaats werd gevuld. Nu die voorziening was weggevallen bestond de mogelijkheid, dat vooral de armere mensen zonder eigen watervoorziening , verstoken bleven van drinkwater. Zeker bij langdurige droogte was dit niet ondenkbaar. Voor de brand konden zij altijd een emmer water kopen voor een dubbeltje bij de pomp op de markt. Nu werd voorgesteld een bron te slaan. Een ander groot gemis was het ontberen van het toren uurwerk. De grote Luidklok, die de arbeidende klasse moest vertellen wanneer zij moesten opstaan, en vooral wanneer zij met het werk moesten beginnen, liet zijn geluid niet meer horen. Het gewone volk bezat geen horloges en was geheel op de toren met de wijzerplaten en klokslagen aangewezen. Ook de schooljeugd had moeite om op tijd te komen.
In de raadsvergadering van 3 september van dat jaar bracht wethouder Buis hulde aan de brandweerkorpsen. Zij hadden met grote inspanning en ware doodsverachting het vuur bestreden. Als dank werd hun een premie in het vooruitzicht gesteld voor het onverschrokken optreden. Groot was ook de waardering voor de korpsen uit de naburige dorpen, waardoor groter onheil was voorkomen. Ook de burgerij van Schagen werd bedankt voor de hulp, oplettendheid en betoonde zelfbeheersing
copyright Niestadtcollectie Zijper Museum Schagerbrug. |